Recreatieve visserij in het Europees Parlement

Foto: Europees Parlement

Dat de recreatieve visserij op socio-economisch vlak een belangrijke rol vervult staat tegenwoordig buiten kijf. Dit werd op Europees-niveau voor de eerste maal wetenschappelijk onderbouwd door de studie van Kieran Hyder en collega’s in 2017 (zie ook nieuwsbericht van 12 oktober 2017). Een economische impact van 10,5 miljard euro op jaarbasis en verantwoordelijk voor 100.000 jobs, dit waren enkele van de opvallende conclusies van dit lijvig rapport.

Gisteren (19 februari 2020) vond in het Europees Parlement opnieuw een conferentie plaats rond de stand van zaken, het beleid en de perspectieven voor de recreatieve zeevisserij op Europees niveau. Dit event werd voorgezeten door de Europarlementsleden (MEP) Niclas Herbst en Michal Wiezik, en inhoudelijk kracht bijgezet door vertegenwoordigers van internationale organisaties, MEPs, leden van de Europese Commissie (DG MARE, DG R&I) en diverse stakeholders. Zo werden presentaties gegeven door Olivier Portrat (European Fishing Tackle and Trade Organisation – EFTTA), David Vertegaal (European Anglers Alliance – EAA), Kieran Hyder (Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science – CEFAS, VK) en Maja Kirchner (DG MARE, Unit Fisheries Management Atlantic, North Sea and Baltic Sea), gevolgd door een debat. Dergelijke events geven ons de kans om rechtstreeks in dialoog te treden met de beleidsmakers en internationale partners, en hierin onze standpunten kenbaar te maken. Thomas Verleye (VLIZ) en Steven Dauwe (VLIZ) waren alvast aanwezig om België verder internationaal te netwerken.

Tijdens de conferentie kwamen diverse thema’s aan bod. Zo werd o.a. aandacht besteed aan:

  1. Het socio-economisch belang van de sector: binnen dit kader werd onder meer de nood onderstreept aan een EU-studie die het belang van de ganse recreatieve visserijgemeenschap (zout + zoet over de types visserij heen) dient aan te tonen. Studies in het verleden (o.a. de studie uit 2017) richten zich hoofdzakelijk op de zoutwater hengelvisserij. Hiernaast werd tevens het potentieel van recreatieve visserij binnen de context van toerisme aangetoond. Dergelijke vorm van toerisme vertegenwoordigt in bepaalde rurale gebieden binnen Europa veruit de voornaamst inkomstenbron uit toerisme. Verder lijkt het aantal vissers een dalende trend te vertonen. Gezien het economisch belang die verbonden is aan deze activiteit wordt het gebrek aan een gedegen EU-regelgeving door de EAA als een gemiste kans beschouwd (zie ook punt 3).
  2. Bijdrage van de recreatieve visserijgemeenschap tot wetenschappelijk onderzoek: de recreatieve vissers werken samen met onderzoekers in het kader van zogenaamde tagging-projecten, waarbij vissen gemerkt worden (of een zender krijgen). De kennis van de vissers in kwestie wordt hier gebruikt om het gericht vangen van de doelsoorten mogelijk te maken (kennis van locatie en vistechniek). In België wordt zo bijgedragen tot het akoestisch zendernetwerk, tot het plaatsen van data storage tags en de zeebaarstagging. Ook in Nederland vinden dergelijke samenwerkingen plaats (bv. haaientagging).
  3. Erkenning van de recreatieve zeevisserij als volwaardige sector: Er dient gestreefd te worden naar een regelgeving op maat voor de recreatieve zeevisserij onder de koepel van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Dit vergt tevens voldoende kennis over de activiteit an sich, waarbij onderzoek naar het beheer/beleid (ecosystemen, VN-duurzame ontwikkelingsdoelen), co-management (data, methodes), teruggooi (overleving, ethiek) en de menselijke dimensie (participatie, gedrag, reactie) een noodzaak vormen.
  4. De impact van de recreatieve zeevisserij en integratie in stock assessments: Verdere monitoring van de recreatieve visvangsten vormt een belangrijk aandachtspunt. De vangsten van de recreatieve zeevissers dienen bij voorkeur te worden opgenomen in de stock assessments van de diverse vissoorten. Op deze wijze kan een duurzame bevissing worden nagestreefd in de toekomst, gebaseerd op cijfers die de werkelijke visvangst (commercieel en recreatief) beter benaderen.

Vlaams Vislijn Recyclage Project

Recycleren is een dagdagelijkse bezigheid en de voordelen van het voorkomen dat vislijn (nylon, gevlochten en spoelen) op een stortplaats of in een verbrandingsoven eindigt, zijn overduidelijk. Het Vislijn Recyclage Project (Anglers National Line Recycling Scheme – ANLRS) werd daarom opgericht in de UK via een samenwerking tussen de Local Independent Sea Anglers (LISA) en het Global Ghost Gear Initiatieve (GGGI). De financiering van dit project gebeurt met donaties van recreatieve vissers, hengelsportzaken, visclubs en vislijnproducenten. Het innen van fondsen via overheden en milieu-organisaties wordt nu ook nader onderzocht.

Sportvisserij Vlaanderen (SV) heeft recent het Vlaams Vislijn Recyclage Project opgericht. De betrokkenheid van hengelsportbedrijven is essentieel op het vlak van ondersteuning voor het project. Als de ganse hengelsportsector samenwerkt om zoveel mogelijk vislijn te recycleren, draagt ze bij aan een beter milieu. SV moedigt dan ook de Vlaamse hengelsportsector aan om dit initiatief te steunen. Dit kan door bekendheid te geven aan het initiatief, op te treden als inzamelaar, het project te sponseren, etc. Voor meer informatie over dit initiatief kunt u terecht op https://www.sportvisserijvlaanderen.be/vlaams-vislijn-recyclage-project/.

Nieuwe vangstregelgeving voor zeebaars in 2020

In het kader van het bepalen van nieuwe visquota voor de Europese wateren werd door de Europese bevoegde ministers besloten om de baglimiet voor zeebaars bij te stellen. Zo is het vanaf 1 maart tot en met 30 november toegelaten om twee zeebaarzen per dag per visser aan te landen indien deze voldoen aan de wettelijke minimummaat van 42 cm. Wel blijven er twee periodes waarbinnen enkel ‘catch and release’ toegestaan is. De eerste periode loopt van 1 januari tot en met 29 februari, de tweede periode is van toepassing op de hele maand december. Het ‘catch and release’ beleid blijft ook nog van kracht in de rest van 2019.

Voor meer info over dit besluit en regelgeving rond andere stocks, kan u hier terecht of u kan  een e-mail sturen naar info@recreatievezeevisserij.be

Een loodvrije visserij – nabije toekomst of utopie?

Lood betreft een zwaar metaal dat omwille van zijn gunstige fysische eigenschappen in allerlei toepassingen wordt gebruikt, zo ook in de (recreatieve) visserij. Echter, lood is een persistent, bioaccumulatief en toxisch element (PBT) waarvan de emissies en verliezen zoveel als mogelijk dienen ingeperkt te worden. Daartoe publiceert het VLIZ vandaag een nieuwe Beleidsinformerende Nota (BIN) dat inzoomt op de (vis)loodproblematiek maar tevens opportuniteiten identificeert inzake het gebruik van loodvrije alternatieven.

Lood (chemisch element ‘Pb’) betreft een van nature voorkomend zwaar metaal dat omwille van de zachtheid, de kneedbaarheid, het lage smeltpunt (327 °C) en de relatief lage kost in allerlei toepassing wordt gebruikt. Het metaal wordt onder meer aangetroffen in autobatterijen, juwelen, oude verven, munitie, bouwmaterialen, elektronicaproducten, cosmeticaproducten, etc. Maar ook in de commerciële en recreatieve visserij betreft het een geliefd materiaal om mee aan de slag te gaan. Niettegenstaande betreft het een materie die door Europa op het gebied van het waterbeleid werd opgenomen in de lijst van prioritaire verontreinigende stoffen waarvoor maatregelen moeten worden genomen om lozingen, emissies en verliezen ervan in het oppervlaktewater te verminderen. Chemische verontreiniging van het oppervlaktewater vormt immers een bedreiging voor het aquatische milieu en de in het water levende organismen. Lood is tevens een PBT, met andere woorden, looddeeltjes en -oxiden hopen zich voortdurend op in elke levensvorm en zijn niet biologische afbreekbaar in het milieu.

Het voorliggend rapport, getiteld: “Valt er te zwichten voor loodvrije werpgewichten – De haalbaarheid van het gebruik van visloodalternatieven in de recreatieve hengelvisserij op zee”, richt zich specifiek op het gebruik van lood in de recreatieve hengelvisserij. Niettegenstaande de recreatieve zeevisserij verwacht wordt eerder een kleine speler te zijn inzake de loodinflux in de Belgische mariene wateren, is het toch van belang om binnen elk van de sectoren die een bijdrage leveren tot deze chemische pollutie, de nodige ambitie aan de dag te leggen om de influx van lood in het (mariene) milieu op korte termijn te reduceren of een halt toe te roepen. Het rapport focust (1) op het nationaal en internationaal beleid hieromtrent, (2) op de (gezondheids)risico’s die gepaard gaan met het gebruik en het zelf gieten van lood, (3) gaat dieper in op de resultaten van een testproject met loodvrije werpgewichten en (4) bespreekt de perceptie op visloodalternatieven vanuit de recreatieve vissersgemeenschap op basis van de resultaten van een visloodenquête. Op deze wijze geeft deze publicatie uitvoering aan maatregel 29D ‘Stimuleren van alternatieven voor vislood’ van het programma van maatregelen voor de Belgische mariene wateren.

De nota stelt dat de gebruikers van loodvrije visgewichten de eigenschappen van deze laatste als matig positief tot positief beoordelen. Slechts in een beperkt aantal gevallen werd een reductie in visvangst gerapporteerd. Dit maakt dat de vissers over de ganse lijn veelal bereid zijn om alternatieve visgewichten te hanteren. Echter, niet voor alle disciplines bestaan adequate alternatieven en is een grondige stimulus inzake onderzoek, ontwikkeling en innovatie door hengelsportproducenten aan te bevelen. De uitdaging ligt hem in het ontwikkelen van ‘betaalbare’ niet-schadelijke alternatieven die de gebruikseigenschappen van lood evenaren. Hierbij dient bij voorkeur ingezet te worden op niet-schadelijke biodegradeerbare alternatieven en dienen andere zware metalen en traditionele plastics zoveel als mogelijk geweerd te worden. Een uitfasering van loden visgewichten kan bekomen worden via een stimulerend, doch vrijblijvend principe, naar analogie van het Nederlandse ‘Green Deal 222’-model of aan de hand van een wettelijk bindend kader (bv. naar Deens model, i.e. verbod op verkoop en import). Verder haalt het rapport aan dat het binnen het voorliggend kader van belang is een adequate en onderbouwde inschatting te bekomen van het huidige loodverlies op jaarbasis. Dit kan plaatsvinden op wrakniveau (inschatting verlies wrakvisserij met uitsluiting van historisch loodverlies) of kan ingebed worden in het recreatieve zeevisserij monitoringsprogramma.

Het volledige rapport kan hier gedownload worden.

Pulsvisserij niet meer toegelaten in twaalfmijlszone

Vlaams minister voor Landbouw en Visserij Koen Van den Heuvel verbiedt pulsvisserij in de Belgische twaalfmijlszone. Het verbod ging van kracht op 14 augustus van dit jaar en hiermee vaardigt België, net als Frankrijk, het Europese verbod dat van kracht gaat op 1 juli 2021 vervroegd uit.

Minister Van den Heuvel argumenteert dat de techniek, die nu voornamelijk door Nederlandse vissersvaartuigen wordt uitgevoerd, zorgt voor oneerlijke concurrentie met andere vissers binnen dit deel van de Belgische Noordzee. Overtreders zullen vanaf nu geverbaliseerd en vervolgd worden. Het verbod kwam tot stand na consultaties van de Belgische kustvissers en recreatieve zeevissers. Ook pulsvisserij voor onderzoek en experimenten wordt niet meer toegestaan. Toekomstig onderzoek dient zich nu te richten op een verhoogde selectiviteit en overleving en technieken die bodemberoering verminderen. Daarnaast zal ook onderzoek gedaan worden naar alternatieven zoals tijdelijke en plaatselijke visverboden, aanpassingen aan het marien ruimtelijk plan, etc. ten behoeve van een flankerend beleid.

Het effect van dit verbod voor de Belgische vissersvloot blijft evenwel klein aangezien de Belgische vissersvloot beperkt actief is in de Belgische Noordzee en zich eerder toelegt op lichtere schepen en andere duurzame technieken (Emiel Brouckaert, Redercentrale). Nederland daarentegen heeft zo’n 80 schepen die uitgerust zijn met deze techniek. Hier luidt de argumentatie dat de pulstechniek t.o.v. sleeptechnieken de zeebodem beter beschermd waardoor ook minder brandstof vereist is en bijgevolg minder COwordt uitgestoten.

Voor de verklaring van de minister kan u hier terecht.

(c) ILVO